Vlaardinger

We hielden min of meer de ouderwetse rivaliteit in stand, jij de Schiedammer, ik de Vlaardinger. Dus waren daar de brulpartijen als ik binnenkwam, (O, nee, toch! Hebben we alles gehad…’), de optrekkende wenkbrauw, de norse blik. Een paar maanden geleden hadden we onverwacht voor de deur van Schorem een serieus gesprek, ongewoon voor hoe je mij doorgaans ontving bij, maar de aanleiding toen was mijn broze gezondheid. Jij vertelde daarop jouw verhaal dat elk denkbaar gruwelscenario overtrof. Kennelijk zat er achter dat immense exterieur en die woeste kop een kwetsbare jongen. Altijd al geweten, trouwens, dat Schiedammers nogal soft zijn, maar dat zei ik toen niet. We namen al snel weer onze vaste rollen aan. Je was dankbaar dat je er nog was, zei je. En ook: ‘Goed, nu nog zien of ik m’n pensioen haal.’ Daarna een knipoog. Niet veel later vulde je de zaak weer met je brulstem, en wist iedereen weer dat je binnen was.
Je was veel, Mikey. Heel veel. Misschien voor sommigen zelfs te veel. Maar je was vooral het weerbarstige, woeste, kloppende hart van Schorem.

Ga met God, en scheer wat hoofden daar, als je er toch bent.